15 december 2014

Mijn verhaal als Jehovah's Getuige


Deel 1 – Verstrikt.

Hoe komt iemand er toe om zich bij een religieuze groepering als Jehovah’s Getuigen aan te sluiten? Hoe heeft het mij kunnen overkomen? Ik heb me dit zeker afgevraagd nadat ik bij de groepering ben weggegaan. Toen ik mij meer in het onderwerp sekten ging verdiepen, leerde ik wat de psychische mechanismen zijn waardoor iemand vatbaar is voor een dergelijke groepering en leer en er vervolgens jarenlang in blijft. Ik leerde ook dat het geen dommigheid is waardoor je in een sekte terechtkomt, maar eerder de mate waarin je vatbaar bent: kwetsbaarheid, onzekerheid, weinig of geen sociale contacten hebbend, als je (net) iets traumatisch hebt meegemaakt, als je onvrede hebt met de huidige wereld of maatschappij en op zoek bent naar iets beters, of als je op zoek bent naar zingeving, ben je vatbaar voor de boodschap van zo’n sekte.

Ik was 23 jaar toen ik voor het eerst in contact kwam met Jehovah’s Getuigen. Het was de nazomer van 1992, ik was bijna 2 jaar getrouwd, we hadden één dochter, en ik had die zomer net een baby na 6 maanden zwangerschap verloren. Door dit verlies was ik weer gaan nadenken over de zin van het leven. Ik was niet religieus opgevoed en wist praktisch niets van de bijbel. Ik zocht mijn antwoorden dan ook meer in de geschiedenisboeken, waarbij ik mij afvroeg hoe het leven was ontstaan. En toen stond er op een dag een Getuige van Jehovah aan de deur, die precies met dat onderwerp kwam. Hij begon met de vraag of ik geloofde dat het leven was ontstaan door evolutie of door schepping en begon mij er vervolgens met allerlei voorbeelden en kansberekeningen van te overtuigen hoe klein de kans op evolutie wel niet is. Daardoor leek alle logica richting schepping te wijzen. Ik nam het boek over dit onderwerp, dat hij bij zich had, van hem aan. En vervolgens raakte ik overtuigd…

Bij een volgend bezoek werd mij een gratis bijbelstudie aangeboden en aangezien ik vond dat het geen kwaad kon er wat meer van te weten, stemde ik daar mee in. De dingen die ik leerde leken me heel logisch toe.  Er zat een bepaald samenhang in. Dat er gebruik werd gemaakt van suggestief taalgebruik, en dat je de dingen waar het over ging ook anders kon bekijken, zag ik toen niet. Na een aantal maanden studie begon mijn man mee te doen. Ondertussen was ik opnieuw zwanger. In augustus 1993 werd onze zoon geboren, met een ernstige hartafwijking. Hij overleed na drie dagen.  Wij lieten ons troosten door ons nieuwe geloof, alsook door de aandacht en het warme welkom dat we binnen de plaatselijke gemeente kregen, en vanaf toen raakten we steeds hechter verbonden met de groepering. De plaatselijke gemeente werd ons sociale leven en de leer van het wachttorengenootschap bepaalde onze kijk op de wereld. In oktober 1994 liet ik me dopen.

Jehovah’s Getuigen geloven dat hun religie de enige ware religie is. Zij duiden hun leer ook wel aan met ‘de Waarheid’. Eén van de eerste dingen die ik dan ook vreemd vond, was een verandering in de leer. Het ging om een herziening van de uitleg van een bepaald bijbelgedeelte. Er was mij geleerd – en ik was er van overtuigd geraakt – dat God deze organisatie leidde, ook wat betreft het begrijpen en uitleggen van bijbelteksten. En iets wat Waar is, kan toch niet veranderen? Maar veranderingen in bijbeluitleg worden bij het wachttorengenootschap uitgelegd als ‘nieuw licht’, onder het mom dat ‘het licht steeds helderder wordt naarmate de dag vordert’ (gebaseerd op Spr. 4:18) Het klonk heel logisch en omdat de nieuwe uitleg zo veel aannemelijker leek dan de oude, werd het vreemde gevoel van twijfel weggedrukt. Later zouden er nog meer wijzigingen volgen. (Pas veel later zou ik ontdekken dat er soms wijzigingen in de wachttorenleer zijn die bijna letterlijk teruggrijpen op een oudere uitleg – het ‘nieuwe licht’ gedraagt zich soms als een knipperlicht! Een duidelijk teken dat het hier om de uitleg van mensen gaat).

Eén van de kenmerken van Jehovah’s Getuigen is hun predikingswerk. Van deur tot deur gaan, bij mensen aanbellen en proberen hun interesse te winnen voor de boodschap waar we mee komen, was iets wat ik altijd moeilijk heb gevonden. Je weet al bij voorbaat dat mensen niet op je bezoek zitten te wachten, en wordt dan ook vaak afgewezen. Toch heb ik het al die jaren gedaan, omdat ik geloofde in een  God die dat van mij wilde. Vanuit dat denkbeeld heb je eigenlijk weinig keus. We probeerden het doorgaans wat gezellig te maken, door samen te werken zodat je ondertussen wat kon kletsen, of naderhand bij elkaar iets te gaan drinken.

Op vergaderingen (bijeenkomsten) werden we gestimuleerd om zo veel mogelijk ‘in Jehovah’s dienst’ te doen. Ik hoorde vaak de aansporing om ‘een nog vollediger aandeel te hebben in het predikingswerk’. Door dit soort uitspraken voelde het alsof het nooit genoeg was, wat ik ook deed. Ook werd God voorgesteld als hoogverheven, als een rechter die straks over ieder zal oordelen, en de mens werd voorgesteld als zondig en nietswaardig. Mijn zelfbeeld werd overeenkomstig nietig. Je was als persoon sowieso niet goed zoals je was. We werden aangespoord, op basis van de tekst uit Efeziers 4:22-24, de oude persoonlijkheid die met je vroegere manier van leven overeenkomt weg te doen, en de nieuwe persoonlijkheid aan te doen overeenkomstig Gods wil. Oftewel, je moest worden gevormd naar hoe het wachttorengenootschap wilde dat je was, een mensbeeld dat zij uit bijbelteksten hadden gedestilleerd. En daar hoorde ook hun idee van de positie van de vrouw bij.
Die onderworpen positie van de vrouw was iets waar ik niet mee overweg kon. Iets in mij bleef daar tegen in opstand komen, wat mij vervolgens weer in problemen bracht. Ik heb nu eenmaal de neiging om de leiding te nemen wanneer een man die (officieel) de leiding heeft dat nalaat. En mijn rechtvaardigheidsgevoel kon die onderworpenheid van de vrouw ook niet rijmen met een rechtvaardige God. Je moet je voorstellen dat het wachttorengenootschap leert dat de mens voor eeuwig in een paradijs op aarde kan leven. Dat is hetgeen waar Jehovah’s Getuigen naar uitzien. Maar het wachttorengenootschap leert ook de gezagsregeling, dat de man het hoofd is van de vrouw en zij onderworpen dient te zijn aan hem, voor altijd is. Die regeling zou dan ook in het paradijs blijven gelden, voor altijd. Ik vond dit idee zo vreselijk dat het vooruitzicht om dan maar voor altijd dood te zijn aantrekkelijker werd.

Ik verbaas me er achteraf over dat ik zo lang bij de organisatie ben gebleven. De eerste jaren zijn gewoon voorbij gevlogen. Maar na verloop van tijd begon er steeds meer iets te knagen in mij. De leer die eerst als een bevrijding voelde, werd steeds meer een knellend harnas. Ik had geprobeerd te worden zoals zij wilden dat ik was – zoals ik dacht dat God wilde dat ik was – maar het was alsof alles wat ik onderdrukt had, alles wat ik niet mocht zijn, in opstand kwam. Maar zo’n religieuze overtuiging heeft je in zijn greep. Toen het paradijs zijn bekoring had verloren en ik bereid was dat op te geven, toen nog kon ik me niet losmaken. Pas toen ik een aantal ontdekkingen deed, die enkele cruciale leringen van het genootschap onderuit haalden, en ik het boek Gewetensconflict van Raymond Franz gelezen had, gingen mijn ogen werkelijk open. Het was alsof de hele leer als een kaartenhuis in elkaar stortte. En mijn wereldbeeld trouwens ook. Want ineens leken al die zekerheden, als die ideeën die de wereld verklaarden en waarnaar ik mijn leven had ingericht, op lucht gebaseerd. Alle houvast viel weg.

Deel 2 –Bevrijding

‘Dat zul je zelf wel weten’, zei de ouderling die ik aan de lijn had. Kennelijk werd ik ergens van beschuldigd, dat was wel duidelijk. Ze wilden langskomen op herderlijk bezoek en wel zo snel mogelijk. We stemden uiteindelijk in met een bezoek maar zorgden er voor dat ze niet eerder konden komen dan twee of drie weken later. Enkele jaren daarvoor, toen ik er psychisch doorheen zat, had ik deze ouderlingen om hulp gevraagd. Toen kwamen ze pas na drie weken langs, en nu ineens hadden ze haast?

Wat was er gebeurd? In de nasleep van mijn ontdekkingen, een verwarrende periode waarin ik probeerde uit te vogelen wat nog waar was, was ik bijbelteksten anders gaan lezen. Ik werd zeer kritisch ten aanzien van de uitleggingen van het wachttorengenootschap, want ik geloofde ze niet langer. Eén zo’n tekst die ik anders ging bezien was Mattheus 24:14, een tekst die door het genootschap wordt uitgelegd als toekomstvoorspelling, als een teken van de ‘laatste dagen’, voorafgaand aan Armageddon. Het is ook een tekst waarvan zij zichzelf als de vervulling zien. De tekst luidt (volgens hun eigen vertaling):
“En dit goede nieuws van het koninkrijk zal op de gehele bewoonde aarde worden gepredikt tot een getuigenis voor alle natiën, en dan zal het einde komen.”
Jehovah’s Getuigen zien zichzelf als degenen die ‘het goede nieuws van het koninkrijk’ prediken (of verkondigen) en als organisatie streven ze ernaar dit ‘op de gehele bewoonde aarde’ te doen. Daarmee zien ze zichzelf als degenen die deze ‘profetie’ in vervulling doen gaan.
Ergens in wat mijn laatste dagen bij deze groepering zouden worden,  bedacht ik dat ‘dit goede nieuws van het koninkrijk’ eigenlijk sloeg op de boodschap die Jezus bracht. Een boodschap die vervolgens door enkele van zijn volgelingen op papier was gezet en nu tot ons kan komen door de Bijbel. Ik concludeerde vervolgens dat iedereen die bijdraagt aan het drukken, vertalen en verspreiden van Bijbels in feite meewerkte aan de ‘vervulling’ van die bijbeltekst.

Tijdens een vergadering werd deze tekst bovendien aangehaald als zou het om een predikingsopdracht gaan. Strikt genomen staat er in Mattheus 24:14 helemaal niet dat we moeten prediken. Als je de tekst leest als toekomstvoorspelling, zie je hooguit de constatering van iets wat gebeurt voordat het einde komt. Een opdracht om te prediken (verkondigen) kun je vinden in Mattheus 28:19,20. Naar mijn idee kon je gewoon niet zeggen dat je naar aanleiding van Mattheus 24:14 moet prediken. In mijn ergernis sprak ik enkele dagen later mijn gedachten aangaande deze tekst uit in aanwezigheid van een ‘broeder’ en ‘zuster’. De gevolgen lieten niet lang op zich wachten…

Enkele dagen later nam een ouderling contact met ons op. Hij wilde met nog een ouderling langskomen op herderlijk bezoek en liefst zo snel mogelijk, maar hij wilde niet zeggen waarom. Hij zei: ‘Dat hoeven we niet te zeggen’.  We lieten ze dus langskomen. Doordat ze niet wilden zeggen waar het om ging, lijkt het nu alsof wij ons niet konden voorbereiden op wat ging komen. Dat zal normaal gesproken ook wel het geval zijn, maar ik was niet onvoorbereid. Na wat ik inmiddels had gelezen, had ik een aardig beeld van hoe één en ander werkte binnen de organisatie. Ze kwamen met z’n tweeën, want op basis van Deuteronomium 19:15 konden ze mij alleen terechtwijzen, straffen of zelfs uitsluiten als ze twee getuigen hadden van mijn dwaling. Het bleek ook inderdaad zo te werken. Als je niets los laat in aanwezigheid van twee ouderlingen (of zelfs twee broeders of zusters in zijn algemeenheid), dan kunnen ze je niks maken.[i] Dat is dan ook waarschijnlijk de reden dat ik tot op heden nooit ben uitgesloten.

Na enkele weken was er dus het ‘herderlijk’ bezoek. Ik liet ze praten, beantwoordde hun vragen met enige vaagheid (eigenlijk vroegen ze niet zo veel). Ik weet al niet meer waar het gesprek over ging, alleen dat ze almaar niet kwamen met wat er aan de hand was. Ik geloof dat er bijbelteksten werden voorgelezen en dat ze een reactie bij me probeerden uit te lokken. Uiteindelijk heb ik zelf maar gevraagd waar ik nu eigenlijk van werd beschuldigd. De ene ouderling zei: ‘Jij schijnt gezegd te hebben dat we niet meer hoeven te prediken’. Aangezien dit een regelrechte verdraaiing was van wat ik wel had gezegd, kon ik het ook met recht ontkennen. ‘Dat heb ik niet gezegd’, zei ik. Maar of ze me geloofden? Volgens mij hadden ze hun oordeel allang klaar: ik gaf al enige tijd blijk van een opstandige en onafhankelijke geest, en dat mocht niet.

Na dit bezoek had ik het definitief gehad met het wachttorengenootschap. Na het lezen van Gewetensconflict van Raymond Franz, een ex-JG die jaren deel had uitgemaakt van de top van de wachttorenorganisatie, kon ik de organisatie al niet meer zien als door God geleid. Ik zag het nu als wat het is: een door mensen geleide organisatie die verstrikt is geraakt in haar eigen religieuze denkbeelden. ‘Gevangenen van een concept’ noemt Franz dat. Mijn neiging tot het hebben van een onafhankelijke geest had mij binnen de organisatie in moeilijkheden gebracht, maar uiteindelijk bracht ze me op de weg naar bevrijding.






[i] De broeder en zuster bij wie ik mij zo vrij had uitgesproken konden kennelijk niet beide met zekerheid beweren dat ik datgene had gezegd waarvan ik later werd beschuldigd. 

14 mei 2011

Dochter van mij

Dochter van mij
Onze dochter, onze Enige, ben jij
Een zusje kwam niet levend in deze wereld
Je broertje kon niet blijven...
Alleen, met ons

Dochter van mij
Kind van Jehovah's Getuigen, jarenlang
Geen verjaardagen, geen Sint, geen Kerst, geen Pasen
Ik had je zoveel willen geven,
maar ik was het die dat van je wegnam

Dochter van mij
Auditieve verwerkingsproblemen maken
dat je soms niet goed verstaat of begrijpt
wat een ander zegt of bedoelt
Maar ik versta jou vaak goed

Dochter van mij
Een groot deel van je gezichtsvermogen
verloor je, pas 12 jaar oud
Maar zo visueel ingesteld
In gedachten zie je de dingen voor je
- en vaak kijk ik met je mee

Dochter van mij
Je nam de dingen zoals ze kwamen
en aanvaardde hoe het was
De dingen nemen zoals ze zijn
Daarin ligt je kracht

Dochter van mij
Lief, aardig en behulpzaam ben jij
Jij hebt ons veel gegeven
Maakt nu je eigen keuzes in het leven
Trots ben ik, moeder van jou

05 mei 2011

Jehovah's Getuigen en de positie van de vrouw

Het zat er al een hele tijd aan te komen dat ik over dit onderwerp zou schrijven en het moet er nu maar eens van komen. Vooral omdat het zo sterk met mij persoonlijk te maken heeft, met hoe ik het heb ervaren, hoe ik erdoor niet mezelf kon zijn en uiteindelijk in een crisis terechtkwam. Ik zal het wel niet allemaal in een keer kwijt kunnen. Het is zo moeilijk uit te leggen hoe het voelde toen ik er helemaal in zat, hoe die geloofsvoorstellingen mijn leven bepaalden, hoe ik er helemaal door vast kwam te zitten. Maar ik zal mijn best doen.

Jehovah's Getuigen lezen de bijbel als Woord van God, als een boodschap van God aan de mensen, als een soort leidraad waaruit ze menen op te maken hoe God wil dat wij mensen leven. Zij gaan daarin erg ver en nemen veel dingen letterlijk, maar andere dingen juist weer niet. (Het is een ingewikkeld systeem en je moet er echt in zitten – of hebben gezeten – om te snappen hoe het werkt). Zij hebben een eigen bijbelvertaling, waaruit ik zal citeren, omdat die het dichtst staat bij de geloofswereld van een JG.

Aan de bijbel ontlenen zij hun vrouwbeeld, hun idee van hoe een vrouw zou moeten zijn, wat zij zou moeten doen en laten. Zo geloven zij op basis van het (tweede) scheppingsverslag dat de man eerst werd geschapen en daarna pas de vrouw. Zij zien dit bevestigd in 1 Timotheüs 2:13 waar staat: 'Want Adam werd het eerst gevormd, daarna Eva'. Een man zou geschapen zijn naar 'Gods beeld en heerlijkheid', 'maar de vrouw is de heerlijkheid van de man', want 'de man werd niet ter wille van de vrouw geschapen, maar de vrouw ter wille van de man' (1 Korinthiërs 11:7-9). Door dergelijke teksten letterlijk te nemen, en niet als het product van een patriarchale cultuur, wordt de vrouw in feite een tweederangs positie toegekend.

En zo ontstaat ook de positie van de vrouw, in het gezin en in de gemeente. Om te beginnen is daar de 'gezagsregeling', die volgens het wachttorengenootschap door God zelf zou zijn ingesteld. In 1 Korinthiërs 11:3 staat: 'Ik wil echter dat GIJ weet dat het hoofd van iedere man de Christus is; de man is op zijn beurt het hoofd van de vrouw en God het hoofd van de Christus'. Daaraan worden andere teksten gekoppeld – want dat doen zij graag – zoals Efeziërs 5:23 ('want de man is het hoofd van zijn vrouw') en 1 Petrus 3:1 ('Evenzo GIJ vrouwen, weest aan UW eigen man onderworpen'). Wanneer je gelooft dat die teksten werkelijk een goddelijke status hebben, Gods wil bekend maken, wat kun je daar dan nog tegenin brengen? Natuurlijk worden deze teksten in werkelijkheid door mensen uitgelegd, door mannen nog wel, maar zo zag ik dat toen niet. Ik bekeek de dingen vanuit die ene (beperkte) overtuiging.

Om inzichtelijk te maken hoe het wachttorengenootschap bepaalde dingen uitlegt, citeer ik uit het Inzicht-boek deel 2 (een soort bijbelse encyclopedie, uitgegeven door het wachttorengenootschap zelf). Daar staat bij het onderwerp vrouw het volgende (blz.1212).:

'Positie en verantwoordelijkheden. Opdat de vrouw tot bestaan kon komen, moest eerst de man er zijn, want zij werd uit hem geschapen. Als een deel van de man, als "één vlees" met hem en als zijn tegenhanger en zijn helper, was zij aan hem als haar hoofd onderworpen. Zij stond ook onder de wet die God aan Adam had gegeven betreffende de boom der kennis van goed en kwaad. Zij had de verantwoordelijkheid het welzijn van de man te bevorderen. Samen zouden zij kinderen hebben en heerschappij over de dieren uitoefenen. — Ge 1:28; 2:24.
Aangezien trouwen voor vrouwen in bijbelse tijden de normale gang van zaken was, hebben de schriftplaatsen die spreken over de verantwoordelijkheden van de vrouw gewoonlijk betrekking op haar positie als echtgenote. De voornaamste taak van alle vrouwen in Israël was, Jehovah God in de ware aanbidding te dienen. […..]
In de tweede plaats moest de vrouw haar man gehoorzamen. Zij had de verantwoordelijkheid ijverig voor het welzijn van het huisgezin te werken en haar echtgenoot en hoofd tot eer te strekken. Dit zou haar de grootste heerlijkheid geven. Spreuken 14:1 zegt: "De waarlijk wijze vrouw heeft haar huis opgebouwd, maar de dwaze haalt het met haar eigen handen omver." Zij moest altijd goed over haar man spreken en ertoe bijdragen dat hij in de achting van anderen steeg, en hij moest trots op haar kunnen zijn. "Een bekwame vrouw is een kroon voor haar eigenaar, maar als verrotting in zijn beenderen is zij die schandelijk handelt" (Sp 12:4). De eervolle positie en de voorrechten die zij als echtgenote geniet, alsook de zegeningen die haar wegens haar getrouwheid, vlijt en wijsheid ten deel vallen, worden in Spreuken hoofdstuk 31 beschreven.'

Ik denk dat het tekstgedeelte wel voor zichzelf spreekt. Gehoorzaamheid aan haar man, hem tot heerlijkheid strekken, voor zijn welzijn zorgen, dat wordt dus van een JG-vrouw verwacht. Over de thuissituatie zegt het Inzicht-boek het volgende:

   ‘Thuis. De vrouw wordt in de bijbel beschreven als "een zwakker vat, het vrouwelijke". Zij moet door haar man dienovereenkomstig worden bejegend (1Pe 3:7). Zij geniet tal van voorrechten, want zij heeft bijvoorbeeld — met de goedkeuring en onder leiding van haar man — een aandeel aan het onderwijzen van de kinderen en het algehele bestuur van het huishouden (1Ti 5:14; 1Pe 3:1, 2; Sp 1:8; 6:20; hfdst. 31). Zij moet aan haar man onderworpen zijn (Ef 5:22-24) en is hem de huwelijksplicht verschuldigd. — 1Kor 7:3-5.'

Het wachttorengenootschap heeft nogal de neiging om misleidend om te gaan met woorden. Kijk bij het bovenstaande stukje maar eens naar het gebruik van het woordje 'voorrechten'. Een voorrecht is iets wat je op anderen voor hebt, een recht dat de (meeste) anderen niet hebben. Vrouwen hebben volgens het wachttorengenootschap dus het voorrecht – let wel: onder leiding van hun man – een aandeel te hebben in het onderwijzen van hun kinderen, en het besturen van het huishouden. Hoezo voorrecht? Alle vrouwen onderrichten hun kinderen en doen het huishouden, met of zonder hun man.
Bij het idee van onderworpenheid kom ik spontaan in opstand. En dat de vrouw de man de huwelijksplicht verschuldigd is….dat brengt vrouwen te allen tijde in een nadelige positie. Want dat betekent dat de man bepaalt wanneer er aan seks wordt gedaan, terwijl de vrouw in een seksuele relatie toch al de meest kwetsbare is. Nee, die positie van de vrouw bij JG's brengt weinig voorrechten met zich mee.

Nog altijd begint mijn hart te bonzen van boosheid wanneer ik deze tekstgedeelten lees.
Jarenlang heb ik geprobeerd te worden zoals ik dacht dat 'God' wilde dat ik was. In Efeziërs 4:22-24 staat: 'dat GIJ de oude persoonlijkheid, die met UW vroegere levenswandel overeenkomt en die naar haar bedrieglijke begeerte wordt verdorven, dient weg te doen, maar dat GIJ nieuw gemaakt dient te worden in de kracht die UW denken aandrijft, en de nieuwe persoonlijkheid dient aan te doen, die naar Gods wil werd geschapen in ware rechtvaardigheid en loyaliteit.' Ik voldeed in mijn persoonlijkheid helemaal niet aan het wachttorenbeeld van de vrouw. Ik ben nogal 'mannelijk' in mijn karakter, van nature dominant, geneigd de leiding te nemen. Ik ben onafhankelijk in de zin dat ik graag mijn eigen ding doe. Ik ben een non-conformist. Ik kan nogal heftig reageren als ik boos ben, vooral als ik het gevoel heb dat ik onrechtvaardig behandeld word.

Ik probeerde te veranderen. Zoals ik al zei, wanneer je gelooft dat God dat wil, wie ben je dan als mens om er iets tegenin te brengen? Maar eigenlijk probeerde ik daarmee te worden wie ik ten diepste niet was. En het lukte ook niet. Daardoor voelde ik me tekortschieten tegenover God. Mijn zelfbeeld (dat toch al negatief was vanuit mijn jeugd) werd alsmaar slechter. Maar mijn innerlijke persoon kwam ook in opstand. Een tijd lang leek het alsof ik uit verschillende delen bestond die ieder een eigen wil hadden. Ik lag met mezelf overhoop, botste met de ouderlingen in onze gemeente en voelde me tekortschieten tegenover God.
Daarbij voelde ik het ook als een groot onrecht dat 'God' de man in gezag boven de vrouw had gesteld. En dan tot in eeuwigheid. Want het wachttorengenootschap leert dat mensen voor eeuwig in een paradijs op aarde kunnen leven, maar in dat paradijs blijft het gezagsbeginsel – dat de man het hoofd is van de vrouw – bestaan. Ik vond dat zó onrechtvaardig. Maar ook met dat gevoel kon ik geen kant op, want wie was ik om iets tegen God in te brengen?
Ik werd depressief en kwam steeds meer vast te zitten. Maar tegelijkertijd opende het ook de weg naar buiten. Want het paradijs leek me steeds minder aantrekkelijk. Het alternatief vanuit de wachttorengeloofsleer was voor altijd dood te zijn en er kwam een moment dat dat mij beter leek dan voor eeuwig als tweederangsburger in Gods koninkrijk te leven. En ja – zo bedacht ik rationeel – als ik dan toch voor altijd dood zou zijn, dan kon ik eerst ook nog wel op mijn manier van het leven gaan genieten. Natuurlijk gebeurde er nog veel meer voordat ik echt loskwam en de vrijheid vond, maar daarover vertel ik misschien een andere keer.

Tegenwoordig heb ik een heel ander beeld van God. Ik ervaar vrijheid in mijn leven en hecht daar veel waarde aan. Ik vind dat ieder mens moet kunnen zijn of worden wie hij of zij ten diepste al is, ook ik. Ik heb best nog wel eens last van een negatief zelfbeeld, maar niet tegenover God. En ik ben veel zelfbewuster geworden. Ik leer mezelf steeds beter kennen, maar ik laat me niet meer door een ander voorschrijven hoe ik moet zijn. Ik ben wie ik ben.


14 april 2011

De jaarlijkse uitnodiging

Zoals ieder jaar ontvingen we ook nu weer een uitnodiging voor de Gedachtenisviering, oftewel het Avondmaal zoals dat bij JG's gevierd wordt. Een Avondmaalsviering bij JG's bestaat voor het grootste deel uit een lezing die doorgaans een standaardpatroon volgt: in ongeveer drie kwartier wordt verteld dat de mens zondig is en hoe dit komt (het Adam en Eva verhaal, letterlijk en als historie gelezen), dat Jezus mensen van deze zonde bevrijdt door middel van een loskoopoffer (gedachtegoed van Paulus, gecombineerd met de theologie van Anselmus van Canterbury, 11e eeuw) en wat mensen vervolgens zelf nog moeten doen om die bevrijding te ontvangen (volgens 'Gods wil' leven, maar dan wel zoals uitgelegd door het wachttorengenootschap). Het geheel wordt ruimschoots voorzien van Bijbelteksten die alle ogenschijnlijk het beweerde lijken te ondersteunen.
Ergens in het verhaal wordt nog even duidelijk gemaakt wie er wel en wie niet van het brood en de wijn mogen nemen, waardoor de Avondmaalsviering uiteindelijk het karakter krijgt van het passeren (of doorgeven) van brood en wijn.
              
Ik heb dan ook (nog) nooit werkelijk deelgenomen aan een Avondmaalsviering. Als JG behoorde ik tot de grote categorie personen die niet in aanmerking kwamen. Tijdens een bezoek aan een katholieke mis had het Hoc est corpus meum in mijn beleving nog iets te veel van hocus pocus, en ik kwam niet in de verleiding om deel te nemen. In mijn stagegemeente (doopsgezind) lag de nadruk op het gezamenlijke karakter: het Avondmaal krijgt daar de vorm van een gemeenschappelijke maaltijd waaraan iedereen mag deelnemen. Maar ik voelde me geen deel van die gemeenschap.

Zullen we dit jaar op de uitnodiging ingaan? Als we inderdaad gaan, dan is dat niet omdat we ons verplicht voelen de Gedachtenisviering bij te wonen. Voor JG's mag dit dan de belangrijkste viering zijn, voor mij betekent het niets meer. Grote kans dat ik me zal ergeren aan de kromme redeneringen en het Bijbelmisbruik. Ik hoef er ook niet heen om mezelf er aan te herinneren waarom ik het met die leringen niet (meer) eens ben. Een halve pagina uit een willekeurige wachttorenpublicatie lezen zou daarvoor genoeg zijn.
Als ik er heen ga, dan is dat omdat ik me er dan weer bewust van ben hoe ik in een persoonlijke ontmoeting op die bekrompen denkwijze en leerstellingen reageer.
Als ik er heen ga, dan is dat ook vanwege mijn controversiële karakter. Ik ga er heen om te zien hoe ze op mij reageren. Ik ga er heen wanneer ze me niet meer verwachten. (Zoals vorig jaar, toen ik voor het eerst na 4 jaar weer ging en velen blij reageerden op mijn verschijning, met als gevolg dat de begrafenissfeer die AD altijd weet op te roepen bij een Gedachtenisviering om zeep werd geholpen :) ).

Als we er heen gaan dan is het vooral vanwege die mensen die ooit deel uit maakten van ons leven. Ik moet blijven geloven dat achter die narrowmindedness van een JG nog steeds een mens van vlees en bloed schuilgaat. Een mens die wellicht op zoek is naar zekerheid en bevestiging, met verlangens naar een beter leven. Een mens ook die gevangen zit in een bepaald denkpatroon, in een beperkte kijk op de wereld, op geloven en op God. Het is die mens die ik nog wil ontmoeten en die ik niet wil veroordelen vanwege de leerstellingen die zijn denken gevangen houden. En daarbij kan ik niet vergeten dat ook mijn denken ooit opgesloten zat in die religieuze kokervisie.
Maar als ik er nu heen ga, dan ga ik als mezelf, als de vrije persoon die ik nu ben. En daar hebben ze het maar mee te doen.

22 maart 2011

Androgyn

Ooit, in mijn tijd als JG – in een ander leven, zo lijkt het wel – werd ik van bepaalde taken buitengesloten omdat ik een vrouw ben. Ik mocht niet de leiding nemen, ik mocht me niet met bepaalde aangelegenheden bemoeien, ik mocht niet te onafhankelijk zijn, want ik was een vrouw. Zij hadden een conventioneel – volgens henzelf op de bijbel gebaseerd – rolpatroon voor de vrouw in gedachten, waar ik dan aan moest voldoen. Iets wat mij niet lukte en waar mijn innerlijk zich tegen bleef verzetten. Want zo was ik nu eenmaal niet.

Toen ik kortgeleden een online androgyntest (http://www.123test.nl/androgyn/ ) invulde, kwam daaruit naar voren dat ik 'zeer mannelijk' ben, wat mij niet echt verbaast. Nu schijnt ieder mens mannelijke en vrouwelijke eigenschappen in zich te hebben. Toch komen bepaalde kenmerken kennelijk meer voor bij mannen en andere meer bij vrouwen. De website van de androgyntest verklaart: 'In de categorieën 'beetje' en 'zeer mannelijk' zitten meer mannen en in de categorieën 'beetje' en 'zeer vrouwelijk' meer vrouwen, maar over de hele linie zijn de verschillen klein. Sekse-gerelateerde kenmerken zijn dus meer een functie van persoonlijkheid dan van sekse!' Vooral die laatste zin intrigeert me. Zijn die kenmerken nu wel of niet sekse-gerelateerd? En hoe zit het met het feit dat wat wij 'mannelijk' en 'vrouwelijk' noemen vaak een tijd- en cultuurgebonden verschijnsel is?

Bij bovengenoemde androgyntest gaat het om de persoonlijkheid. Androgyn betekent dan dat je ongeveer evenveel mannelijke als vrouwelijke kwaliteiten bezit. Overigens kwam mijn man uit deze test naar voren als een 'beetje vrouwelijk'. Zo vullen we elkaar mooi aan!

Woordenboeken en encyclopedia geven aan 'androgyn' dikwijls de betekenis van 'tweeslachtig' of 'mannelijke en vrouwelijke geslachtsorganen tegelijk bezittend'. Iemand die geboren wordt met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen wordt ook wel een hermafrodiet genoemd. Ook spreekt men wel van 'interseksualiteit'. Bij deze uitleggingen gaat het steeds om lichamelijke kenmerken die bepalend zijn voor de sekse en waarbij het onderscheid tussen mannelijk en vrouwelijk het uitgangspunt is.

Wikipedia geeft een andere omschrijving van androgynie:
  1. Zich androgyn voelen: een persoon die zich niet mannelijk en niet vrouwelijk voelt, zich juist mannelijk èn vrouwelijk voelt of iemand die gevoelsmatig tussen beide seksen staat.
  2. Androgyn zijn uit vrije wil: een persoon die zich niet wenst te conformeren aan de tweedeling man-vrouw. Dit kan verschillende redenen hebben, bijvoorbeeld een spirituele, wat tot ver in de oudheid terug gaat. Belangrijk hierbij is dat God namelijk als mannelijk en vrouwelijk gezien wordt en de complete mens kan dan ook alleen maar mannelijk en vrouwelijk zijn, androgyn dus. Androgynie kan hierdoor ook als een alternatieve levenswijze gezien worden.
  3. Zich androgyn uiten: een persoon die uiterlijke kenmerken vertoont van het andere geslacht, zonder daarbij volledig door het leven te gaan als iemand van het andere geslacht. Dit kan geuit worden door middel van zijn/haar kleding, make-up en/of gedrag. Soms komt het voor dat iemand een androgyn uiterlijk heeft. Ook veel muzikanten bedienen zich, in meer of mindere mate, van een androgyn uiterlijk.

De eerste omschrijving heeft te maken met genderidentiteit, de tweede met genderrol. Bij genderidentiteit gaat het om het basale gevoel man of vrouw te zijn. Bij genderrol gaat het om het gedrag dat binnen een cultuur wordt verwacht van en toegeschreven aan mannen of vrouwen. Bij de derde omschrijving gaat het om hoe je er uitziet, of hoe je jezelf aan de buitenwereld toont. 

Volgens de omschrijving op Wikipedia krijgt androgyn een breed betekenisveld, met vele mogelijkheden. Androgyn wordt dan een soort tussenrol, noch mannelijk noch vrouwelijk, of juist van beide wat. Ik kan me daar wel in vinden. Androgyn als derde sekse? Misschien een goed idee om een breed tussengebied te creëren en een eind te maken aan de man-vrouw dualiteit. Weg met de stereotype beelden. Weg met de rol- en verwachtingspatronen. Weg met het oordeel op basis van je lichamelijke geslacht. Ieder mens is uniek, met eigen kwaliteiten, of je die nu 'mannelijk' of 'vrouwelijk' noemt.

04 maart 2011

Identiteit

Wat is identiteit? Volgens ontwikkelingspsycholoog E.H.Erikson bestaat een gevoel van identiteit uit het gevoel een unieke en innerlijk samenhangende persoon te zijn ondanks alle veranderingen. Het gevoel van identiteit ontstaat en ontwikkelt zich in relatie met anderen (andere identiteiten). Volgens Eriksons ontwikkelingsmodel bestaat de levensloop uit acht fasen waarbij in iedere fase een bepaald kernconflict centraal staat. Tegelijk is er ook samenhang tussen de fasen: het resultaat van een ontwikkelingscrisis is van invloed op de ontwikkeling in een volgende fase. Het verwerven en behouden van een gevoel van identiteit speelt in alle fasen een rol, maar staat centraal in de adolescentiefase. Lukt het niet om een goede identiteit op te bouwen tijdens de adolescentiefase, dan zal hier later nog aan gewerkt moeten worden.

Bij het vinden van een eigen identiteit speelt erkenning, bevestiging van wie je bent (en mag zijn!) een belangrijke rol. Vooral door voor jou belangrijke personen, de 'significant others'. Ook het hebben van identificatiefiguren speelt een rol.

Erikson beschouwt een crisis als noodzakelijk om een goede ontwikkeling door te maken. Zo kun je pas door een identiteitscrisis een eigen identiteit ontwikkelen. Doet men dit niet, dan neemt men de identiteit (en de daarmee verbonden ideologie) klakkeloos over van de omgeving en blijft men ook te veel afhankelijk van die omgeving.

Ikzelf probeerde tijdens mijn adolescentie vooral aan de verwachtingen van mijn omgeving te voldoen in de hoop op erkenning. Daarna werd mijn identiteit voornamelijk bepaald door de religieuze groepering waar ik mij bij had gevoegd (Jehovah's Getuigen). Dit was ten opzichte van de samenleving een minderheids- en afwijkende groep en leverde hierdoor ook een negatieve identiteit op. Bovendien wordt er binnen deze groepering van je verwacht dat je je zoveel mogelijk conformeert aan de groepsnormen, de (rol-)verwachtingen en het mensbeeld dat zij hebben. Pas toen ik door een geloofscrisis ging en mij van Jehovah's Getuigen distantieerde, begon ik aan de ontwikkeling van een eigen identiteit.


Ruim vijf jaar later zou ik toch verwacht hebben dat die eigen identiteit zich wel zou hebben ontwikkeld. Maar nee, ik ben er nog volop mee bezig. De vraag wie ik ben is - ook door mijzelf - niet zo gemakkelijk te beantwoorden. Misschien zit ik wel midden in een identiteitscrisis? Eén ding weet ik wel: wie ik naar mijn gevoel ben, komt doorgaans helemaal niet overeen met wat anderen van mij lijken te verwachten. En ik wil gewoon mezelf zijn, ongeacht wat anderen van mij denken of verwachten.

04 april 2009

Rome (6)


Om mijn verslag van de Romereis af te maken, hier nog een stukje over onze laatste dag. We begonnen met inpakken, waarna we onze koffers in het hotel achterlieten. Daarna brachten we een bezoek aan de St.Jan van Lateranen. De St.Jan van Lateranen zou je kunnen zien als de voorloper van de St.Pieter. De oorspronkelijke kerk is al heel oud, en dateert van 324. Het huidige gebouw is van 1589, maar bevat ook oudere gedeelten. Voordat de pausen naar het vaticaan gingen, woonden ze in het Lateraans paleis, naast deze basiliek. In het hoofdschip van de kerk staan beelden van de twaalf apostelen (zie foto boven), waarbij men Judas heeft vervangen door Paulus. De St.Jan van Lateranen is nog steeds de bisschopskerk van Rome, en hierdoor formeel de hoofdkerk van de Rooms-katholieke kerk. De kerk is gewijd aan Johannes de doper en Johannes de evangelist.

Aan de achterzijde van de kerk bevindt zich het baptisterium, de doopkapel. Dit achthoekige gebouw dateert uit 440, en bevat nog een doopvont waarin men door onderdompeling gedoopt werd (zie foto).


beklimmen, om zich hierdoor te verenigen met het lijden van Jezus. Ook tijdens ons bezoek beklommen gelovigen op deze manier de trap. Wij volgden hun voorbeeld niet na, en Tegenover de St.Jan van Lateranen kan men een bezoek brengen aan de heilige trap. Deze 28 treden tellende marmeren trap zou volgens de traditie afkomstig zijn uit het paleis van Pilatus. Het verhaal vertelt dat Sint Helena, de moeder van keizer Constantijn, deze trap vanuit Jeruzalem naar Rome heeft gebracht. Deze trap zou Jezus hebben bestegen nadat hij gegeseld was. Van oudsher is het gebruikelijk dat gelovigen deze trap al biddend op hun knieënnamen de trap die er naast was. Boven aan de trap bevindt zich de vroegere privékapel van de paus, waar men door een raam een blik in kan werpen.

We waren allemaal wat moe van het vele lopen en oververzadigd van alles wat we gezien hadden, en besloten daarom te genieten van een warme lunch op een terras bij een restaurant. Daarna gingen we langzaamaan richting hotel, waar een busje ons kwam halen. Maar voordat we naar het vliegveld gingen, bezochten we nog de catacomben San Callisto. Hier leidde een Nederlands sprekende man ons rond door het doolhof van onderaardse gangen, waar de vroege christenen hun doden begroeven. Een interessant bezoek, waarbij ook veel van de oude symboliek die deze christenen gebruikten zichtbaar wordt.

Uiteindelijk belandden we dan 's avonds op het vliegveld, om rond half tien terug te vliegen naar Nederland. Einde van de Romereis, maar nog lang niet vergeten.